Eerstejaarsweekend
Afgelopen weekend is Hygieia naar het eerstejaarsweekend van Diergeneeskunde geweest. Foto’s zijn te bekijken in het fotoalbum.
Studievereniging Hygieia is een vereniging van de faculteit Diergeneeskunde die zich richt op het ondersteunen van studenten in hun kennis- en competentieontwikkeling op het gebied van One Health: de interdisciplinaire samenwerking in zorg voor mens, dier en milieu. We organiseren diverse lezingen, activiteiten en cursussen en staan altijd open voor samenwerkingen!
Afgelopen weekend is Hygieia naar het eerstejaarsweekend van Diergeneeskunde geweest. Foto’s zijn te bekijken in het fotoalbum.
Jaap Wagenaar, klinisch infectioloog en de dagvoorzitter, begon de dag met een introductie van het onderwerp en een internationale blik op samenwerking tussen humane en veterinaire gezondheidszorg. Internationaal wordt samengewerkt via het FAO (Food and Agriculture Organisation), OIE (World Organisation for Animal Health) en WHO (World Health Organisation). Deze organisaties kunnen GLWES (Global Early Warning Symstem) waarschuwen wanneer een uitbraak van een ziekte plaats vindt die een grote impact heeft op de volksgezondheid of een groot internationaal gebied beslaat. De GLWES brengt de drie bovengenoemde organisaties samen om samen te werken en passende maatregelen te nemen, zoals bv een beperking van internationale reizen.
Nationaal gezien is INFOSAN (International Food Safety Authorities Network) een centraal meldpunt bij een verdachte zoönotische uitbraak. INFOSAN heeft in 177 landen een afdeling, waardoor kunnen gemakkelijker ervaring bij een uitbraak worden uitgewisseld. Voor het opsporen van een dergelijke uitbraak zijn de huisartsen en dierenartsen erg belangrijk, omdat die de ziekte als eerste moeten herkennen en diagnosticeren.
Jaap Wagenaar vraagt zich af of het aantal zoönotische uitbraken is toegenomen, of dat onze manier van leven, zoals meer reizen, daar ook mee te maken hebben. Immers bij het veranderen van de wereld veranderen de microbes mee.
Tevens benadrukt hij dat Nederland een gebied is waar we alert moeten zijn op het voorkomen van zoönosen door de hoge mensen en dieren dichtheid. De communicatie tussen humane en veterinaire artsen verloopt op dit moment niet slecht, maar kan, zeker omdat we niet weten wat de toekomst gaat brengen, altijd beter. Helaas is het moeilijk om uitspraken te doen over toekomstige zoönotische uitbraken vanwege het onvoorspelbare karakter van een dergelijke uitbraak en daarom moeten we ons goed op verschillende scenario’s voorbereiden.
Hierna begon Alfons Olde Loohuis, huisarts, met een bevlogen verhaal over hoe hij als eerstelijns practicus te werk ging ten tijde van de eerste gevallen van Q-koorts in Nederland. Toen in 2007 ongeveer 30 mensen in zijn praktijk ziek werden met longontstekingachtige verschijnselen, hadden zijn collega’s en hij het idee dat er iets niet pluis was. Het was erg lastig om te achterhalen wat deze patiënten nou precies hadden, omdat Q-koorts destijds vooral onder de humane geneeskundigen nog een relatief onbekende ziekte was. Uiteindelijk, werd duidelijk dat er bij deze patiënten sprake was van een infectie met de Q-koorts bacterie. Dat deze infectie zo’n lange nasleep zou hebben, werd destijds niet verwacht en het was lastig de ernst van de situatie in te schatten, omdat er gewoon weg erg weinig bekend was. De bijeenkomsten met huisartsen, veehouders, dierenartsen, patiënten en GGD waren daarom erg nuttig om kennis en ervaringen met elkaar uit te wisselen en op een lijn te komen over de aanpak. De lessen die Alfons wilde mee geven: Les 1: blijf geloven in je instinct, als je denkt dat het niet pluis is, dan is het vaak ook echt niet pluis. Les 2: niemand weet eigenlijk iets! Les 3: zoek op internet naar informatie! Les 4: we leven in Nederland in Klein China, veel dieren, veel mensen! Les 5: registreer alles wat je doet en vindt! Les 6: maak jezelf specialist, maar werk vooral samen met anderen.
Merel Langelaar, secretaris van de gezondheidsraad ging in op antibioticaresistentie. De algemene opvatting is dat de resistentieproblematiek is toegenomen en we iets moeten doen om antibiotica waarvoor geen resistentie is over te houden voor de toekomst. Als onafhankelijk wetenschappelijk adviesorgaan heeft de gezondheidsraad hierover een advies uitgebracht. Voor het rapport was de adviesvraag: wat zijn de risico’s vanuit de veehouderij voor de antibioticaresistentie en wat zijn de belangrijkste transmissieroutes? De top 3 die problemen (kunnen) geven beredeneerd vanuit de ziekenhuizen zijn VRE, ESBL en MRSA, deze leiden tot onnodige morbiditeit & mortaliteit, extra gebruik van last resort AB en extra kosten. In de veehouderij wordt AB preventief gebruikt op risicomomenten. En dat er een probleem is met antibioticaresistentie is zeker, maar hoe groot het aandeel van de veehouderij is, is niet zeker. Het gebruik moet worden verminderd, maar kunnen we meer doen dan dat we nu al doen? In ieder geval ervoor zorgen dat het niet erger wordt, actie wordt gevraagd van alle betrokken partijen, van producent tot consument. We kunnen het gebruik in de veehouderij niet stoppen, zieke dieren moeten behandeld kunnen worden, maar wel op geleide van diagnostiek. Het is belangrijk goede toezicht te houden en richtlijnen te maken die ook worden nageleefd.
Na een korte pauze om alle informatie even te kunnen laten bezinken kwam Marc Bonten, hoogleraar epidemiologie en infectieziekten, over de relatie tussen antibiotica gebruik in de veehouderij en de opkomst van resistente bacteriën in ziekenhuizen. Want hebben alle antibiotica resistentie maatregelen waarover Merel Langelaar sprak wel nut?
Aan de hand van 3 bacteriesoorten illustreerde hij dat de link niet zo makkelijk te leggen is als algemeen wordt aangenomen. Enterokokken bijvoorbeeld kennen veel gastheerspecifieke stammen. ESBL zit niet alleen in kippenvlees maar komt algemeen voor. Het varkens MRSA, ook een veelgevreesde bacterie, verspreidt zich 5-6 keer zo moeilijk als andere MRSA-soorten. Het onderzoek naar deze bacteriën wordt bemoeilijkt doordat de bacteriën met resistentiegenen die bij de mens in de darm (kunnen) voorkomen, niet te kweken zijn. De conclusie die Marc Bonten hieruit wilde halen is dat de aanname dat gebruik van antibiotica en veelvoorkomende resistentie daartegen tot meer resistentie leiden bij de mens een conclusie is die te kort door de bocht is. Er spelen namelijk heel veel factoren een rol waarnaar nog weinig onderzoek is gedaan mede omdat dit onderzoek niet makkelijk is.
Geert Boink is inmiddels gepensioneerd dierenarts en vertelde ons een inspirerend verhaal uit zijn tijd als eerstelijns practicus uit het hart van Brabant. Hij benadrukte nog maar eens dat de mens slechts een ander zoogdier is en dat vele ziekten door mensen en dieren worden gedeeld. De veehouder is daarom erg belangrijk voor de monitoring van de gezondheid van zijn dieren en herkennen van zoönosen. Het is de taak van de dierenartsen hen voor te lichten en de kennis van de veehouders te vergroten over de zoönosen. Achteraf gezien waren de eerste tekenen van moeilijkheden met Q-koorts in de geiten veehouderij al in 2005 zichtbaar, maar die werden destijds helaas niet tijdig onderkend. Toen langzaam maar zeker de omvang en ernst van de Q-koorts uitbraak bekend werd, vond Geert de bijeenkomsten met dierenartsen, huisartsen en de GGD net als Alfons erg informatief en nuttig. Het is dan ook een aanbevelingspunt van hem om in de toekomst op meer lokaal niveau en informele wijze samen te werken met huisartsen, dierenartsen en GGD en elkaar op de hoogte te houden van lokale ontwikkelingen. Een infectieuze aandoening is altijd een verassing en het enige wat we kunnen doen is ons goed voorbereiden én goed samenwerken. Hier valt ook het terugdringen van het antibioticumgebruik onder, zoals Merel Langelaar vertelde.
Na het heerlijke diner, legde Clementine Wijkmans, teamleider van het team infectieziektebestrijding van de GGD Hart voor Braban, uit hoe de GGD werkt en wat we van hen kunnen verwachten. Infectie ziekten zijn van alle tijden en er zijn dan ook vele wetten en regels waar we mee te maken hebben. De GGD is hierbij een aanspreekpunt, zij hebben de regie en coördinatie bij uitbraken en crisissituaties, dienen de verschillende partijen bij elkaar te brengen en voeren andere taken uit zoals het bron- en contactonderzoek, de voorlichting, preventie etc. Probleem is echter dat veel zoönosen (waaronder Q-koorts) nog onder categorie C vallen, waardoor geen dwingende maatregelen mogelijk zijn. Daarnaast was het ten tijde van de Q-koorts uitbraak onduidelijk wie de politieke verantwoordelijkheid (burgemeester of overheid, ministerie van VWS of EL&I) had om maatregelen te nemen. De GGD is inmiddels verdeeld in 7 regio’s en iedere GGD heeft een eigen microbioloog als aanspreekpunt. In de toekomst komt daar ook een veterinair bij. Ter bestrijding van een crisis zijn de “Outbreak management teams” ingesteld. Deze zijn uniek in Nederland, zijn multidisciplinair en zorgen ervoor dat er snel tot actie over kan worden gegaan. Uit onderzoek van Marjolein Poen, diergeneeskunde student, bij de GGD blijkt dat huisartsen en dierartsen graag beter willen samenwerken. De GGD wilt graag de brugfunctie tussen humaan en veterinaire artsen op zich nemen om de samenwerking te kunnen verbeteren.
Als laatste kwam Hans Huijbers, voorzitter van de ZLTO, aan het woord. Hij sprak over de toenemende druk op de veehouderij door de risico’s voor de volksgezondheid. Hierover zijn vele kritische geluiden vanuit de maatschappij. De veehouderij probeert te verbeteren ter wille van het publiek en de volksgezondheid, maar de tijden dat dit 1 op 1 ging zijn voorbij. Het is nu moeilijker om voor de maatschappij goed te doen. Zeker is dat de veehouderij deel moet zijn van de oplossing. Daarnaast vroeg hij zich af waarom, mensen niet ziek mogen van dieren, maar waarom dieren wel van mensen? Want dit is ook vaak het geval, in Nederland is er immers een meest intensieve vorm van menshouderij. Het moet niet uitmaken van wie op wie de ziekte overgaat. Het gaat erom dat er risico’s zijn en dat deze zo veel mogelijk beperkt moeten worden. Om dit te kunnen bereiken is reductie van het antibiotica beleid nodig, zoals Merel Langelaar al vertelde. Maar ook met het verbeteren van de communicatie. Zo is er in 2006 door zes bedrijven melding gemaakt van een Q-koorts uitbraak op hun bedrijf, maar is er geen actie ondernomen. Deze actie kwam pas 18 maanden later toen de GD vaccins ging maken. De overheid heeft hier te langzaam gereageerd terwijl de poortwachters, de veehouders in dit geval, wel op tijd waren met signaleren. Wat Hans Huijbers graag mee wil geven is dat de veehouderij niets te verbergen heeft en met de maatschappij wil communiceren over wat er gedaan word om de veehouderij te verbeteren en de risico’s te verminderen.
Met een gezellige borrel werd het symposium afgesloten en was het voor alle aanwezigen een zeer geslaagde en inspiratievolle dag.
Dat je met de studie Diergeneeskunde veel meer kunt dan alleen werken in de praktijk bewijzen twee oud bestuursleden van de studievereniging Hygieia in hun korte promotiefilm ‘One Health Vets’, die gisteren in première is gegaan. Deze film belicht de carrièremogelijkheden voor dierenartsen buiten de traditionele dierenartsenpraktijk en behandelt onder andere de samenwerking tussen humane en veterinaire geneeskunde, oftewel het One Health principe. Op de voorlichtingsdag op 19 maart zal de korte film voor het eerst aan scholieren worden getoond.
Naast dat de film ingaat op de brede carrièremogelijkheden en de belangrijke maatschappelijke positie van de dierenarts, behandelt de film het One Health thema. One Health is een wereldwijde strategie om internationale samenwerking te bevorderen in de gezondheidszorg voor mens, dier en omgeving. De synergie op het gebied van biomedisch onderzoek, wetenschappelijke kennis, het verbeteren van medisch onderwijs en klinische zorg zal de gezondheidszorg voor mens en dier in de 21e eeuw verder brengen.
Bekijk de film op http://www.youtube.com/watch?
Studenten Diergeneeskunde Merel Rooijmans en Tineke Kramer wilden graag hun steentje bijdragen om dit onderwerp onder de aandacht te brengen en namen het initiatief om de voorlichtingsfilm te maken met behulp van de faculteit Diergeneeskunde en de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde. “Veel scholieren hebben vaak een baan in de dierenartsenpraktijk voor ogen als ze Diergeneeskunde willen studeren”, aldus Merel Rooijmans. “Dit is op zich ook wel een logische stap, maar er is zoveel meer”, vult Tineke Kramer aan. “En dat willen we graag delen met aankomende studenten Diergeneeskunde.”
“Een goed verhaal vergeet niemand. Een goed verhaal is tijdloos. Aankomende en huidige studenten Diergeneeskunde maken kennis met de carrièremogelijkheden buiten de praktijk. We volgen een dag uit het leven van drie Public Health – One Health professionals uit de diergeneeskunde. Een dag vol met hun verhalen. Om te horen, te zien en door te vertellen.”
Meer informatie
Marieke Veldman, persvoorlichter faculteit Diergeneeskunde, (030) 253 3430, m.m.veldman@uu.nl.
Marjolijn Fijten, perscoördinator KNMvD, (030) 6348 922, m.fijten@knmvd.nl
Op 27 februari jl. organiseerde Hygieia samen met VVFC de Uithof een lezing over paratuberculose. Johne = Crohn? Die vraag stond deze avond centraal. Beide ziekten geven een chronische enteritis met vergelijkbare ziekteverschijnselen. Twee sprekers hebben hun visie hierop met ons gedeeld. Als eerste kwam dr. Ad Koets, dierenarts/onderzoeker van de faculteit Diergeneeskunde aan het woord. Hij doet onderzoek naar ParaTBC bij rundvee. De 2e spreker was prof. dr. Chris Mulder, hoogleraar Maag/Darm/Leverziekten en gastro-enterloog in het VUMC.
ParaTBC wordt veroorzaakt door Mycobacterium avium subspecies paratuberculosis (MAP). MAP is een zuurvaste staaf, die zeer resistent is in de omgeving. ParaTBC is een wereldwijd probleem. In ontwikkelde melkvee-landen is 50-60% besmet. In ontwikkelingslanden is de prevalentie onbekend.
Na orale opname wordt het ileum geïnfecteerd. Dit is een slow progressive infection – slechts 10% laat snel progressief beeld zien en wordt klinisch ziek na 4-6 jaar, de rest blijft subklinisch geïnfecteerd. Bij klinisch zieke dieren is de infectie aantoonbaar is alle weefsels en excreta.
De overdracht van MAP speelt een belangrijke rol. Recent onderzoek heeft aangetoond dat MAP ook via bio-aerosolen zich kan verspreiden binnen een bedrijf. Experimentele nasale en tracheale besmetting met levende MAP in bio-aerosolen leidden tot een darminfectie. Dit is belangrijke informatie mbt hoe we nu onze kalveren opfokken en huisvesten. Andere overdrachtsmogelijkheden zijn (in volgorde van belangrijkheid): milieu/omgeving, melk/biest, voer, water, in utero.
Het immuunsysteem wordt op een handige manier gemanipuleerd door MAP, waardoor de lysosoomactiviteit en het apoptosemechanisme van macrofagen worden geremd. Het histologiebeeld laat afgeronde, verkorte en verbrede darmvilli, veel macrofagen en zuurvast materiaal zien.
De kosten van ParaTBC op een bedrijf zijn hoog. Zeker als getracht wordt vrij te worden van ParaTBC. Naast melkproductieverliezen (vooral bij klinische zieke dieren), zijn er ook verliezen door verminderde slachtopbrengst (LGâ of euthanasie), een verhoogd vervangingspercentage en verlies van genetica. Bovendien is de verspreiding op het bedrijf een lastig iets. Om vrij te worden moeten dieren getest worden en positieve dieren afgevoerd worden. Bij jonge dieren is testen echter moeilijk, bij subklinische dieren gaat het redelijk.
In veel landen worden positieve (en zelfs klinisch zieke) dieren afgevoerd naar de slacht. Aangezien niet zeker is of de mens een gevoelige gastheer is, is dit misschien niet handig (test, cull and feed to the public). Een andere preventieve maatregel is vaccinatie, wat bij mycobacteriën lastig is, maar een goede oplossing om oa. de uitscheiding te verminderen. Vanwege het TBC-surveillenceprogramma mag een dood vaccin (gehele bacterie + adjuvans) niet gebruikt worden. Een DIVA-vaccin is nog in ontwikkeling.
Ad kon ons ook al informatie geven over de relatie Crohn-ParaTBC. In 1895 werd ParaTBC voor het eerst beschreven. In 1913 werden de overeenkomsten tussen ParaTBC en chronische enteritis bij de mens beschreven. En in 1932 is de ziekte van Crohn ontdekt. Er zijn overeenkomsten in de ziekteverschijnselen, pathologie, histologie en er is een associatie in de immuunreactie (terug te zien in de PCR/ELISA). Uit onderzoek blijkt dat er een associatie bestaat tussen MAP en Crohn. Deze heeft een Odds Ratio van 7. Dit betekent dat als je gezonde mensen en Crohn-patienten test, dat de kans dat je MAP vindt bij Crohn-patienten 7x zo groot is.
De mens kan op verschillende manieren blootgesteld worden aan MAP:
Bekend is dat pasteurisatie niet 100% van de MAP doodt. In verschillende landen is het gelukt om MAP te kweken uit pakken melk uit de winkel (oa. 2% in UK, 3% in USA). Ook is er levende MAP gevonden in kaas, vlees en melkpoeder.
Om de blootstelling aan de mens te verminderen is er in Nederland een bestrijdingsprogramma en certificering voor bedrijven. Pasteurisatie kan de aanwezige MAP met 4-7 log verlagen. Een gecertificeerd bedrijf mag maximaal 103 MAP/ltr in de tankmelk hebben. Hierdoor zou er na pasteurisatie geen levende MAP meer in melk moeten zijn terug te vinden.
De vraag blijft: Is ParaTBC een zoönose? Zijn de postulaten van Koch toepasbaar? Of is het een causale associatie? Maar is het antwoord op deze vragen belangrijk? Moeten we niet gewoon actie ondernemen? We hebben als sector toch een sociale verantwoordelijkheid.
Chris Mulder heeft in de jaren ’80 zijn promotie-onderzoek gedaan naar de mogelijke relatie tussen MAP en Crohn. Het is toen gelukt om bij een aantal Crohn-patienten MAP te isoleren uit de darm. De positieve isolaten en het zuurvast materiaal in coupes waren alleen bij patienten < 18 jr. Bij Crohn-patienten wordt normaal geen zuurvast materiaal gevonden. De MAP is gevonden in weefsels en bloed van Crohn-patienten en er zijn antilichamen in het bloed tegen MAP. Er is ook MAP gevonden in borstvoeding. De vraag is of Crohn familiair is. Er is een gen gevonden, waarvan bekend is dat dat de gevoeligheid voor Crohn bepaald, of is er (ook) sprake van MAP-transmissie?
Ook de gevoeligheid voor ParaTBC is deels genetisch bepaald, er is echter weinig associaties met de genen die de gevoeligheid voor Crohn bepalen.
Ondanks dat MAP wordt gevonden bij Crohn-patienten blijkt dat bij boeren of anderen die veel blootgesteld worden aan MAP de prevalentie Crohn niet hoger is.
Om de Postulaten van Koch toe te kunnen passen, moet MAP kweekbaar zijn. Het kweken is slechts bij paar procent van de Crohn-patienten gelukt. Er zijn echter meerdere ziektes waarbij kweken een probleem is, bijv. intestinale TBC en Lepra en deze ziektes wel erkend zijn. Desondanks wordt de mogelijke relatie tussen ParaTBC – Crohn of als ziekteverwekker bij de mens door ministeries van Volksgezondheid nog steeds ontkend.
Er zijn wat betreft prof. dr. Mulder 2 hypothesen:
– MAP is een significante oorzaak van Crohn.
– MAP is vaker bij Crohn-patienten aantoonbaar, want het immuunsysteem is slechter/aangetast bij deze patiënten, dus zijn ze vatbaarder.
Bij de mens is er eigenlijk sprake van een driehoek, Crohn/ParaTBC/TBC. Tussen deze drie ziekten is een duidelijke overlap. En er is een aparte, wellicht beschermende factor voor elkaar tussen Crohn en TBC. In gebieden waar veel (intestinale) TBC voorkomt, ziet men weinig Crohn en andersom.
Veel dierentuinen in Europa kampen met ParaTBC, waarbij ook primaten (oa beermakaken) zijn besmet. Bij de beermakaken wordt ook veel zuurvast materiaal gevonden in de coupes. De vraag of ParaTBC kan worden overgedragen door andere dieren (bijv. pestdieren en huisdieren) komt hierdoor wat in het geding. Er wordt nl. vanuit gegaan dat dat niet zo is.
De conclusie van de avond is dat er eigenlijk nog veel onbekend is. Sinds 1984 zijn we niet zo veel opgeschoten en er wordt (te) weinig onderzoek gedaan. Het aantonen van de mogelijke relatie tussen ParaTBC en de ziekte van Crohn zal waarschijnlijk nog heel lang gaan duren.
Het was een geslaagde avond met interessante visies en discussies!
Sprekers:
– Dierenarts
– Humaan-arts
– Medewerker preventieve gezondheidszorg
Wanneer: 9 oktober
Tijd: 19:00 uur
Prijs: Gratis voor leden, EUR 2 voor niet leden
Schrijf je snel in door een mail te sturen naar: info@voormensendier.nl
De ziekte van Crohn wordt ongeveer 1000 keer per jaar geconstateerd, voornamelijk bij mensen tussen de 15 en 25 jaar. Het is een chronische ziekte, die nog niet te genezen is. Patiënten krijgen last van ontstekingen aan de darm, die voor diarree, koorts, vermagering en vermoeidheid zorgt. Hoewel gedacht wordt dat Crohn een auto-immuun ziekte is, wordt er bij patiënten wel de Mycobacterium Avium spp. Paratuberculosis (MAP) aangetoond met behulp van een PCR techniek. Daarnaast blijkt uit een test op antilichamen tegen MAP dat patiënten met Crohn vaker een titer hebben tegen de MAP dan gezonde mensen. MAP is een bacterie die bij herkauwers een vergelijkbaar ziektebeeld veroorzaakt. Laboratoria hebben echter moeite om de bacterie aan te tonen in monsters van patiënten. Daarom blijft het lastig om de bacterie als verwekker te bestempelen. Daarnaast lijken ook andere factoren een rol te spelen bij het ontstaan van Crohn.Of de bacterie verwekker is of niet, de zuivelindustrie heeft maatregelen getroffen. Vanaf 2011 mag een melkveehouder geen koeien meer op zijn bedrijf hebben die de bacterie uitscheiden. Het liefst zou de industrie de bacterie helemaal kwijt zijn, maar de incubatieperiode van paratuberculose is erg lang en diagnostiek is in die periode erg lastig. Kalveren worden op jonge leeftijd besmet, de eerste verschijnselen treden pas op vanaf een jaar of 3 en blijven soms helemaal uit. In die periode kunnen de dieren wel de bacterie uitscheiden. Biest blijkt een belangrijke besmettingsbron voor kalveren, maar de besmetting kan ook intra-uterien plaatsvinden bij koeien die al klinische verschijnselen beginnen te vertonen. Daarnaast is uit recent onderzoek gebleken dat de bacterie zich goed kan spreiden door stof, waardoor ook gezonde kalveren toch door dragers geïnfecteerd kunnen worden. Het afzonderen van kalveren in je stal alleen is dus niet genoeg.
Als dierenarts kom je dus veel in aanraking met paratuberculose, vooral omdat je de controles doet die de boer moet laten doen voor de zuivelindustrie. Reden genoeg om je te verdiepen in deze aandoening. |
Op vrijdag 17 december lanceerde de Werkgroep Veterinair Antibioticabeleid (WVAB) de website wvab.nl. De website geeft uitleg over het veterinaire antibioticumbeleid. Voor publiek en diereigenaren wordt informatie gegeven over de werking van antibiotica en resistentie. Voor houders van voedselproducerende dieren en dierenartsen wordt dieper ingegaan op de mogelijkheden om resistentie te voorkomen. De aanpak richt zich op verminderen, verfijnen, vervangen, verantwoorden en voorlichten. Tevens zijn de actuele ontwikkelingen met betrekking tot het antibioticumbeleid via deze website te volgen.
Formularia
De WVAB-website is tot stand gekomen in samenwerking met het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De Werkgroep Veterinair Antibioticabeleid (WVAB) is sinds 1990 actief en maakt onderdeel uit van de KNMvD. De WVAB heeft de opdracht richtlijnen te maken voor restrictief en selectief antibioticumgebruik: de formularia. De WVAB presenteert de formularia in het vervolg op deze website.
Met vriendelijke groet,
Hugo de Groot, wvab@knmvd.nl
Team veterinaire zaken
Het is een primeur. Na de oprichting van de redactiecommissie en maanden hardwerken is het verenigingsblad eindelijk een feit. In het blad zullen columns en artikels staan over o.a. maatschappelijke stukken, samenvatting van onderzoekstages of proefschriften en activiteiten van Hygieia. Natuurlijk gaan ze over onze aandachtsgebieden, namelijk (veterinaire) volksgezondheid, voedselveiligheid en dierenwelzijn.
‘Mens en dier’ zal vier maal per jaar verschijnen en is een digitale uitgave. Zo is het milieu vriendelijk en we besparen enkele bomen.
Heb je interesse om een artikel te schrijven? Stuur een email naar redactie@voormensendier.nl. Ook horen we graag jouw mening over ons kersvers verenigingsblad!
[issuu width=420 height=297 embedBackground=%23000000 backgroundColor=%23222222 documentId=111111132948-a525e945536d431997b46dacca0bed59 name=md-0101-nov2011 username=hygieia tag=animal%20welfare unit=px v=2]
De commissie Volksgezondheid organiseert op 26 september aanstaande een interessante lezing over de dierenarts bij de kinderboerderij. Aansluitend wordt er op 4 oktober een excursie georganiseerd naar een kinderboerderij in Lunetten om de zaken in de praktijk te kunnen bespreken en te zien.
Inschrijven kan op het Hygieia bord in Androclus (naast hoorcollegezaal) of door een mail te sturen naar info@voormensendier.nl
Op 24 november aanstaande organiseert de symposiumcommissie van Hygieia het najaarssymposium met als titel:
Media: Vriend of vijand?
o.d.z. zoönoses brengen ons samen
Met dit symposium wil Hygieia graag bespreekbaar maken wie welke verantwoordelijkheid draagt mbt de publieke informatiestromen wanneer het gaat om de risico’s van verschillende zoönosen. Hoe kan de maatschappij op een juiste wijze voorgelicht worden, zonder paniek te zaaien? Hoe gaan verschillende spelers om met de media? Hoe en op welke moment worden risico’s gecommuniceerd? Op welke punten kan de (publieke) informatievoorziening verbeterd worden? Hoe kan de dierenarts en de sector beter omgaan met media-aandacht?
Lees meer over het programma, onze sprekers en dagvoorzitter die tijdens het symposium gegarandeerd zorgen voor interessante discussies en een leerzame dag.
3 Capita Selecta punten
Om alle vragen te beantwoorden en een interessant en veelzijdig symposium te garanderen is er een programma gemaakt met verschillende sprekers en uit elkaar lopende meningen. Het concept programma ziet er als volgt uit:
14:00-14:25 uur: Ontvangst, koffie/thee
14:30-14:35 uur: Opening
14:35-14:50 uur: Introductie dagvoorzitter Dick Schumer (nVWA)
14:55-15:25 uur: Peter Smeets (Communicatie coördinator, Down to Earth)
15:25-15:55 uur: Prof. Dr. Anton Pijpers (Decaan, Faculteit Diergeneeskunde)
15:55-16:15 uur: Koffiepauze
16.20-16:50 uur: Toon van Hoof (Bestuurder, ZLTO)
16:50-17:20 uur: Daan Jansen BJ. (Redacteur, AltijdWat / Netwerk NCRV)
17:20-17:50 uur: Drs. Jos van de Sande (Bestuurder, GGD Brabant)
17:50-19:15 uur: Avondmaaltijd
19:15-19:45 uur: Drs. Martin Enserink (Wetenschapsjournalist, Science)
19:50-20:20 uur: Marusjka Lestrade (Politicus, Provinciale Staten Brabant)
20:25-21:00 uur: Discussie
21:00 uur – …. : Afsluiting & borrel
De kosten zijn: 5,- Euro voor leden van Hygieia, 7,50- Euro voor studenten, 25,- Euro voor medewerkers van de Universiteit Utrecht en 40,- Euro voor professionals. Daarnaast is er een speciale aanbieding om lid te worden van Hygieia voor studenten, deze betalen 10,- Euro voor het symposium en het lidmaatschap.
Voor vragen kunt u contact met ons opnemen via symposiumhygieia@voormensendier.nl
De sprekers:
Toon van Hoof
Toon van Hoof is vakgroepvoorzitter Rundveehouderij en Diergezondheid van ZLTO (voorheen De Noordbrabantse Christelijke Boerenbond (NCB)). Werkorganisatie ZLTO ondersteund ondernemers in de groene ruimte in de regio Noord-Brabant, Zeeland en Zuid-Gelderland. Zo kunnen bijvoorbeeld melkveehouders met de hulp van ZLTO de duurzaamheid van hun veestapel verder verbeteren. CDA’er Van Hoof is naast zijn hoofdfunctie ook commissaris van VION Food Group, dat voorheen opereerde onder de naam Bestmeat. Hij werd in 2011 herbenoemd voor een periode van vier jaar.
Daan Jansen
Daan Jansen is verslaggever bij het televisieprogramma Altijd Wat van de NCRV. In dit journalistieke opinieprogramma worden maatschappelijke thema’s aangekaart. Reportages over mensenhandel, voedselveiligheid, politiek, ethiek en nog veel meer. Zo maakte Daan Jansen dit jaar twee items over dierproeven. Zijn dierproeven representatief voor ons als mens en vinden wij het lijden van het dier opwegen tegen wat het oplevert? Dat soort vragen werden in de items behandeld. En is het dan verstandig om als onderzoeksorganisatie de deuren gesloten te houden of juist transparant te zijn? Over deze en meer vragen spreekt journalist Daan Jansen.
Martin Enserink
Martin Enserink studeerde biologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Na het halen van zijn doctoraal werkte hij onder andere als journalist voor de Universiteitskrant Groningen en Ad Valvas, het weekblad van de Vrije Universiteit; tevens was hij wetenschapsredacteur van Intermediair. In 1999 ging hij als verslaggever werken op het hoofdkantoor van het weekblad Science in Washington D.C.
Enserink specialiseerde zich in infectieziekten en volgde talloze uitbraken op de voet, waaronder de verschijning van het West Nijl virus in New York in 1999, de miltvuur-brieven die na 11 september 2001 paniek zaaiden aan de Amerikaanse Oostkust, de wereldwijde uitbraak van SARS in 2003, en de H1N1-pandemie van 2009. Daarnaast heeft hij geschreven over fundamenteel onderzoek, epidemiologie, en de ontwikkeling van geneesmiddelen en vaccines voor ziekten als malaria, TB en influenza.
Momenteel is hij werkzaam als verslaggever en nieuwsredacteur voor Science in Europa en verdeelt hij zijn tijd tussen Amsterdam en Parijs. Hij was van 2003 tot 2009 columnist voorIntermediair en schrijft nu columns voor het Biologenvakblad Bionieuws. In het kader van een trainingsprogramma van de World Federation of Science Journalists is hij mentor voor wetenschapsjournalisten in Kenia, Nigeria, Zimbabwe en Kameroen.
Martin Enserink heeft tweemaal de Communications Award van de American Society for Microbiology gewonnen: in 2004 voor zijn verhalen over SARS in China, en in 2008 voor zijn verslaggeving over de introductie van een nieuwe generatie malaria-geneesmiddelen. Zijn verhaal ‘Tough Lessons From Golden Rice’, werd opgenomen in The Best American Science Writing, gepubliceerd door HarperCollins.
Peter Smeets
Peter Smeets (1950) volgde HEAO-CE in Amsterdam, werkte 22 jaar in de IT-industrie als sales- en marketingmanager, en is vanaf 1996 vanuit zijn eigen bedrijf als interim- en projectmanager actief o.a. bij The Greenery (1997 e.v.). Van 1998 tot en met 2000 corporate communicatie directeur bij Cebeco Groep, en daarna weer interim werk bij o.a. LTO (Stichting Vrienden van het Platteland, Nederland Bloeit) met positioneringsprojecten .
Vanaf eind 2010 als communicatieman betrokken bij het samenwerkingsverband dat de overheid (toenmalig Ministerie Landbouw, nu EL&I) sloot met branche organisaties LTO, FNLI, CBL, Veneca en KHN. Binnen dit Platform Verduurzaming Voedsel worden in ketenverband innovatieprojecten ondersteund die leiden tot verduurzaming van de voedselproductie en distributie.
Over de rol van communicatie wordt verschillend gedacht: is het passief, reactief of proactief, doe je multimediaal iets, en gebruik je social media? Durft een bedrijf of bedrijfstak transparant te zijn? Wat wil de consument weten?
Anton Pijpers
Prof. dr. Anton Pijpers (1958) is decaan van de faculteit Diergeneeskunde aan de Universiteit Utrecht. Hij studeerde diergeneeskunde aan de Universiteit Utrecht, waar hij in 1990 promoveerde. In 1991 werd Pijpers universitair hoofddocent bij de vakgroep Bedrijfsdiergeneeskunde en Voortplanting. In 1993 werd hij benoemd tot hoogleraar Veterinaire Apotheek en in 1996 tot hoogleraar Pluimveegezondheidszorg. Vanaf 2000 tot zijn aanstelling als decaan is Pijpers directeur van de Gezondheidsdienst voor Dieren te Deventer. Daarnaast is hij sinds juni 2008 opnieuw aan de Universiteit Utrecht verbonden als deeltijdhoogleraar Monitoring Diergezondheid.
Naast deze universitaire aanstellingen bekleedde Pijpers verschillende nevenfuncties, waaronder lid van het Algemeen Bestuur van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde, voorzitter van het Post Academisch Onderwijs Diergeneeskunde en recentelijk vice-voorzitter van de Raad voor Dierenaangelegenheden.
Marusjka Lestrade
Marusjka was in de afgelopen jaren gemeentelijk projectleider van de Brede Scholen in Boxtel. Oorspronkelijk was ze werkzaam in de gezondheidszorg, ze heeft voor Amnesty International gewerkt (1982-97), was medewerker en later directeur van City Mobility (1998-2002) en heeft nu met een paar collega’s een eigen adviesbureau. Inmiddels is zij al 9 jaar fractievoorzitter van D66 in de provincie Brabant. Daarnaast is zij voorzitter van de commissie ruimtelijke ontwikkeling en wonen (ROW), waarbinnen de plannen van de transitie van de landbouw in Brabant besproken worden. Daardoor is zij zeer betrokken bij de opvolging van het rapport van de commissie van Doorn.
Jos van de Sande
Als hoofd infectieziektebestrijding GGD hart voor Brabant, GGD in het Q-koorts gebied, bleef Jos van de Sande alert op de oorzaken en gevolgen van de Q-koorts en benadrukte hij keer op keer het belang van de volksgezondheid. De GGD stak langdurig veel energie in het blijven agenderen van dit probleem. En dit had resultaat, mede dankzij het optreden van Van de Sande in de pers, met name in Zembla. Dit leidde uiteindelijk tot concrete maatregelen en mogelijk ook ander rijksbeleid.
Dagvoorzitter: Dick Schumer
Dick Schumer studeerde in 1980 af aan de Faculteit Diergeneeskunde in Utrecht. In zijn professionele carrière was hij in verschillende functies werkzaam in het openbaar bestuur bij het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Kwaliteit, thans Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op terreinen als: beleidsontwikkeling [welzijn van dieren; diergezondheid en dierziektebestrijding; diervoeders; ongewenste stoffen; kwaliteitssystemen; milieu] en management [Informatie en Kenniscentrum voor de Varkenshouderij – Rosmalen; Veterinaire beleidsdirectie’s LNV [Garantiesystemen; Welzijn dieren en diergezondheid].
De laatste 10 jaar lag de focus op opleiding en ontwikkeling van medewerkers binnen de (nieuwe) Voedsel en Warenautoriteit (nVWA). Wat de opleidingen voor dierenartsen betreft ligt het accent op communicatie, bedrijfsethiek en attitude. Vanuit de (n)VWA vervulde hij diverse gastdocentschappen binnen de Faculteit Diergeneeskunde, meestal op het terrein van beroepsoriëntatie (o.a. de beroepsoriënterende stageweken voor 1e jaars studenten Diergeneeskunde tijdens het Curriculum 2001). Na een periode als algemeen coördinator Opleidingen binnen de (n)VWA is hij thans als opleidingsadviseur en procesbegeleider werkzaam binnen de Inspectieacademie van de nVWA.
Dick Schumer heeft diverse dagvoorzitterschappen vervuld van nationale en internationale bijeenkomsten en symposia. Daarbij gaat zijn bijzondere belangstelling uit naar drijfveren en overtuigingen van mensen in hun werk en privé. Daarbij is hijzelf een gepassioneerd amateurtoneelspeler.