Categorie: Nieuws Hygieia

Onderzoek naar Listeria in parmaham @ Bologna

Onderzoeksstageverslag:
Het vóórkomen van Listeria spp. en Listeria monocytogenes in Parmahamverwerkende fabrieken

Na mijn doctoraalexamen wilde ik graag een onderzoeksstage in het buitenland doen. Het onderwerp waarin ik me wilde verdiepen, veterinaire volksgezondheid, en het land, Italië, waren een goede combinatie. Italië telt 14 verschillende veterinaire faculteiten. Bij een groot aantal ligt de nadruk veel meer op de veterinaire volksgezondheid en voedselveiligheid; een sterk contrast wanneer je kijkt naar de klinische focus in Utrecht. Na verschillende afspraken met de medewerkers van het BIC, werd het duidelijk dat er maar één plek was waar ik mijn onderzoeksstage kon gaan doen: Bologna.

Jammer genoeg waren de contacten met die faculteit sinds jaren verwaterd; ik moest het dus zelf regelen. Gelukkig waren ze bij het IRAS ontzettend behulpzaam, en ik kon vrij snel bij Prof. van Knapen op gesprek komen. Hij kende Prof. Trevisani via een Europees clubje, en had binnen no time geregeld dat ik langs mocht komen. Na het vaststellen van het onderwerp (Listeria spp. en biofilmformatie van de gevonden bacteriën), stonden me in augustus 2008 alleen nog wat tentamens te wachten. Omdat ik er zeker van wilde zijn dat ik mijn diploma gehaald zou hebben en er genoeg tijd zou zijn, is besloten dat ik in januari 2009 ging starten. Wat er precies uit onderzoek naar voren is gekomen, is te lezen in de (Engelse) samenvatting.
Ik ben in Bologna binnen de particuliere sector op zoek gegaan naar een tijdelijke kamer voor 3,5 maand. Het is, net als Utrecht, een studentenstad bij uitstek wat voor- en nadelen biedt. De gewoontes omtrent het op kamers verschillen wel iets van de Nederlandse situatie. Zo is het heel normaal om met iemand anders op een kamer te moeten slapen, ook als je deze persoon niet kent. Daarnaast moet je vaak zorgen voor een opvolger, voordat je je borg (die tot wel 3 keer de kamerhuur op kan lopen) terugkrijgt. Daarbij zijn de prijzen vergelijkbaar met Utrecht. Maar, een goede voorbereiding is de helft van het werk; binnen 3 dagen had ik een kamer, voor mezelf, net buiten de muren van het historische centrum, op een steenworp afstand van het grootste stadspark. Een super locatie!
De veterinaire faculteit van Bologna ligt helaas niet in de stad zelf, waar alle mooie gebouwen van de oudste universiteit van Europa staan, maar in Ozzano dell’Emilia. Dit plaatsje ligt zo’n 15 km van Bologna af, en is per bus en per trein gemakkelijk te bereiken. Dit reisje duurt met de bus, afhankelijk van de Italiaanse verkeersdrukte, 20 tot 45 minuten. Het mooie aan deze faculteit is dat ze beschikken over een eigen slachthuis(je). Daarnaast is er een boerderij met buffels verbonden aan de faculteit, waardoor ik mijn hele verblijf in Italië voorzien ben van de meest verse buffelmozzarella.
Mijn onderzoekswerkzaamheden speelden zich voornamelijk in het lab af. Hier verwerkte ik mijn monsters, typeerde ik de gevonden bacteriestammen door middel van selectieve groei, PCR en kleuringen. Daarnaast heb ik gekeken in welke mate de voor mij interessante stammen biofilms konden vormen. Een impressie van de resultaten is hieronder te lezen in het Engelse abstract.
Naast het labwerk ben ik er samen met de begeleidende professor een aantal keer op uit geweest om in Parma monsters te nemen in hamverwerkende fabrieken. Dat betekende heel vroeg opstaan, hammen, instrumentarium en machines swabben, en daarna heerlijk uitgebreid lunchen in Parma. Vermoeiende, maar daarom zeker niet minder interessante en leuke tripjes!

Voor nog meer impressies en ervaringen wil ik jullie graag verwijzen naar de website die ik destijds heb bijgehouden: lotteinbologna.waarbenjij.nu

Mocht er iemand zijn die graag naar Bologna wil, meer wil weten of hulp nodig heeft bij het regelen van een stage aldaar, dan houd ik me aanbevolen!

Ciaociao! 

Excursie megastal

Op een enigszins druiligere vrijdagochtend in juni 2011, vertrokken 13 personen van studievereniging Hygieia en de Veefokkers in de richting van Elsendorp, waar het varkensbedrijf van de familie Heijmans te vinden is. In deze zo genoemde ‘megastal’ bevinden zich ongeveer 900 zeugen en 2500 vleesvarkens.

P6091632

Na wat ongeregeldheden onderweg (1 auto begaf het halverwege), kwamen we (in gedeelten)  aan bij een grote, nieuwe schuur. We werden hartelijk ontvangen door Jos en zijn vrouw, waarna we direct konden douchen. De hygiëne maatregelen werden strikt in acht genomen, het bedrijf was namelijk SPF en daarnaast in het bezit van alle moderne maatregelen. Zo is elke aparte afdeling in het bezit van eigen laarzen en laarzenborstels en draagt iedereen totale bedrijfskleding.

Wij kregen een uitgebreide rondleiding over het bedrijf, te beginnen bij de zeugen met pasgeboren biggen. De inrichting van de kraamhokken zag er eigenlijk precies zo uit als in elk ander modern vermeerderingsbedrijf, maar er was meer natuurlijk licht in de stal (via een venter in het dak) en wat ons allen erg opviel was hoe schoon de hokken waren en hoe weinig stof er lag. Omdat het een ‘megastal’ betrof waren er van dergelijke kraamstallen velen te vinden. Wat erg indrukwekkend was, was de afdeling met daarin de dragende zeugen. Deze grote hal bood ruimte aan zo’n 630 zeugen. De zeugen hadden aparte boxen, waarvan de hekken openstonden, zodat de zeugen er zelf, naar behoefte in en uit konden lopen. De gelten werden apart gehouden, zodat zij niet onder de voet gelopen werden door de oudere worps zeugen. Na een korte wandeling konden we ook de vleesvarkens nog bewonderen. Ook hier waren weinig verschillen op te merken met een regulier, gemiddeld varkensbedrijf, behalve weer het daglicht en de hygiëne.

Wat mij zal bijblijven over dit bedrijf was de hartelijkheid van de veehouders en de hygiëne. Ik heb nog nooit zo’n schone varkensstal gezien! Ik heb geen kuchje bij de varkens gehoord (ja, t was SPF voor de meeste longpathogenen, maar toch) en de dieren zagen er goed en schoon uit. Mede dankzij de goede ventilatie met aan het einde van de rit een luchtwassysteem, was het klimaat in de stal zeer goed, en buiten was de varkenslucht minimaal te ruiken. Dit was het eerste varkensbedrijf waar ik zelf niet met een kuchje vandaan ging.

Om u nog een indruk van het welzijn te geven:  Ik kreeg de indruk dat deze varkens best goed afzijn in dit bedrijf. Er werd goed met de dieren omgegaan, er was daglicht in de stal en het klimaat was buitengewoon. Om zulke aantallen dieren goed en probleemloos te houden, moet het management optimaal zijn en komen er ook middelen vrij, om enkele zaken te optimaliseren. Daar zijn de dieren op dit bedrijf in ieder geval goed bij gebaat!

 Foto’s van de excursie/megastal zijn te vinden onder het kopje foto’s op deze site.

Namens de dierwelzijncommissie,

Anieke van Dort

Symposium “Hygiëneverordening en Dierenwelzijn”

De krantenkop: “nVWA neemt vee in beslag” zien we tegenwoordig met enige regelmaat. Ook de berichtgeving over misstanden tijdens transport van dieren zullen u bekend voorkomen. De maatschappelijke aandacht voor dierenwelzijn neemt toe. Reden voor de besturen van de Groep Gezondheid- en Kwaliteitszorg, Groep Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren en studievereniging Hygieia om een symposium te organiseren met het thema:

 

“HYGIENEVERORDENING EN DIERENWELZIJN”

 

Dierenwelzijn maakt nadrukkelijk onderdeel uit van de hygiëneverordeningen. Dat betekent dat er dierenwelzijneisen worden gesteld aan (slacht-)dieren. Die eisen hebben weerslag op de boerderij- en transportfase. De dierhouder en transporteur heeft de verantwoordelijk om aan te tonen dat aan de eisen voor dierenwelzijn wordt voldaan. Zowel de practicus als de (parttime) officiële dierenarts zijn vanuit hun professie betrokken bij de beoordeling van het dierenwelzijn op de boerderij en tijdens de transport- / slachtfase.

 

Het symposium richt zich op:

§  de regelgeving, de melding en het toezicht,

§  de handhaving met praktijkvoorbeeld op de boerderij en het transport,

§  de rol van de practicus aan de hand van twee praktijkvoorbeelden met speciale aandacht voor de diergeneeskundige verklaring,

§  de sanctionering met bijzondere aandacht voor het instrument bestuursdwang,

§  de preventie met speciale aandacht voor het vertrouwensloket preventie verwaarlozing landbouwhuisdieren, en

§  wat vindt de sector er eigenlijk van?

 

Het symposium richt zich op: practici landbouwhuisdieren, (parttime) officiële dierenartsen werkzaam bij de nVWA, nVWA medewerkers die zijn betrokken zijn bij de handhaving, dierenartsen werkzaam bij het ministerie EL&I en studenten diergeneeskunde.

 

Waar: Faculteit Diergeneeskunde

Wanneer: woensdag 20 april 2011 van 14.00 tot 17.30 uur

Deelname: voor leden van GKZ, GGL en Hygieia gratis. Voor niet leden wordt € 75,- in rekening gebracht.

 

Het definitieve programma met sprekers wordt op 1 april a.s. bekend gemaakt. Dan zal ook de inschrijving worden geopend.

Met hartelijke groet,

Jules Rojer, voorzitter GKZ
Peter Egberink, voorzitter GGL

Marjolijn Schlepers, voorzitter studievereniging Hygieia

Meelopen bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

In plaats van de reguliere 4e jaars stage bij een dierenartsenpraktijk hebben Noortje van Genugten en ondergetekende gekozen voor een week stage bij het RIVM (www.rivm.nl). Deze keuze hebben wij gemaakt omdat de veterinaire volksgezondheid onze interesse heeft, zoals wel blijkt uit de oprichting van Hygieia.

De keuze voor het RIVM is voornamelijk tot stand gekomen om inzicht te verkrijgen in de mogelijke rol die een dierenarts in een dergelijke instantie zou kunnen vervullen. Daarnaast hebben wij mogen ervaren hoe een grote organisatie als het RIVM reilt en zeilt, hoe de aldaar uitgevoerde onderzoeken worden opgezet, welke samenwerkingsverbanden er tussen het RIVM en andere instanties bestaan en hoe de medewerkers van het RIVM het ervaren om een onderdeel te vormen van de instantie die de volksgezondheid dient te bewaken.

Aangezien één van de doelen van Hygieia het informeren van studenten over functieloopbanen binnen de volksgezondheid is, zal hier een kleine samenvatting van onze stageweek gegeven worden om een beeld te schetsen van het RIVM.

Het RIVM, een instituut met ongeveer 1550 medewerkers, voert voornamelijk onderzoeken uit in opdracht van de ministeries van VWS, VROM, LNV, inspecties en internationale organisaties zoals de Europese Unie en de Verenigde Naties. Wij hebben mee mogen lopen bij het CIb, het Centrum Infectieziektebestrijding (www.rivm.nl/cib). Binnen deze afdeling werken mensen met uiteenlopende achtergronden, zo hebben wij gesproken met artsen, dierenartsen, verpleegkundigen, medisch microbiologen, epidemiologen etc. waardoor een interessante verzameling van kennis bij elkaar gebracht wordt.

Onze begeleidsters, Barbara Schimmer, een basisarts en Merel Langelaar, een dierenarts, hadden een boeiend programma voor ons opgesteld.

Zo hoorden wij over het tijgermugproject. De eieren van deze tijgermug (Aedes albopictus) worden geïmporteerd op de stengel van de Lucky Bamboo. De tijgermug kan als vector dienen voor een aantal (tropische) ziekten, waaronder dengue (knokkelkoorts). Onderzoek wordt uitgevoerd naar deze muggen en naar medewerkers van kwekerijen in Nederland.

Met Merel Langelaar mochten wij meekijken in het lab. Zij doet onderzoek naar verbanden tussen astma en worminfecties. Tevens is zij redacteur van de website www.ziekdoordier.nl, een informatieve internetsite waar uitleg gegeven wordt over zoönosen.

Een student van de Wageningse Universiteit doet haar afstudeeronderzoek naar de uitbraak van Aviaire Influenza (H7N7) uit 2003 bij het RIVM. Ook over de AI uitbraken in o.a. Indonesië (H5N1) hebben wij relevante achtergrondinformatie meegekregen. Over Salmonella in boerenkaas (uitbraak in Twente) en in kip zijn ook de nodige besprekingen geweest. Dat er al snel iets mis kan gaan met de hygiëne in de keuken bleek uit de resultaten van het onderzoek naar besmettingsrisico’s bij de bereiding van voedsel. Nederlanders die zich opgegeven hadden voor deelname aan dit onderzoek dienden een kip-kerriesalade te bereiden. De kip voor deze salade was besmet met een Lactobacillus (dienend als model voor Salmonella). Na het doorlopen van alle bereidingsprocessen, inclusief het koken van de kip, werd bepaald hoeveel Lactobacillen terug te vinden waren in het eindgerecht. De resultaten lieten duidelijk zien dat het opvolgen van de basisregels voor de hygiëne en de juiste bereidingswijzen van groot belang zijn voor het voorkómen van voedselinfecties.

Bij het RIVM worden ook surveillances gedaan, onder andere naar STEC (Shiga-toxine producerende E. Coli), Listeria, Campylobacter en Norovirus. Uitbraken van één van deze ziekten worden geregistreerd. Binnen de humane meldingsplicht kunnen gevallen direct of binnen 24 uur door artsen (categorie A en B ziekten) of via het lab (categorie C) gemeld worden.

Tijdens het signaleringsoverleg hebben wij kunnen spreken met iemand die namens de Voedsel- en Warenauthoriteit (VWA) aanwezig is bij dit overleg. Door de aanwezigheid van de VWA bij het signaleringsoverleg wordt een breed aandachtsveld voor o.a. zoönosen en een optimale communicatie tussen de VWA en het RIVM gegarandeerd. Het signaleringsoverleg heeft tot doel om infectieziektesignalen uit diverse surveillancebronnen onder de aandacht te brengen, te interpreteren en een adequate reactie en advisering op uitbraken te geven. Door deskundigen vanuit andere organisaties uit te nodigen voor dit overleg wordt informatie-uitwisseling makkelijker gemaakt.

Een hoogtepunt was de uitnodiging om mee te gaan naar de oratie van Prof. Dr. Koopmans bij het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam. Mevrouw Koopmans is viroloog en dierenarts en werkzaam bij het RIVM op het Laboratorium voor Infectieziektendiagnostiek en Screening (LIS), waar zij zich voornamelijk richt op de virologie. In haar oratie maakte zij duidelijk dat het grootste deel van de uitbraken van diarree en braken in bijvoorbeeld verpleeghuizen een virale oorzaak hebben en niet zoals lange tijd gedacht is een bacteriële. Haar oratie werd gehouden op donderdag 8 maart 2007.

Kortom, het was een interessante stage, waarbij wij een duidelijk beeld hebben kunnen krijgen van het RIVM. Diverse disciplines, waaronder jouw discipline, zijn noodzakelijk in een dergelijke instantie. Dus als (veterinaire)volksgezondheid je interesse heeft, overweeg dan ook eens een carrière in die richting, bijvoorbeeld bij het RIVM en houd natuurlijk ook de site van Hygieia in de gaten, want ook daar leer je veel over de mogelijkheden om mee te werken aan het beschermen van de volksgezondheid.

Merel Postma

Verslag Voorjaarssymposium 2011

Voorjaarssymposium Hygieia “One Health: (re)emerging zoonoses, prevention&control”

Het voorjaarssymposium van Hygieia, gehouden op 2 maart 2011 was een geslaagde dag. Helaas waren de bezoekers niet in dusdanige getalen op komen dagen als gehoopt, maar de groep toehoorders die aanwezig was, was mondig en luisterde goed. Daarnaast was dagvoorzitter Prof. dr. Frans van Knapen (Hoogleraar Veterinaire Volksgezondheid, IRAS/VPH, UU) natuurlijk geknipt voor zijn rol. De ideale basis voor interessante discussies!

 

Hieronder een impressie van elke lezing, geschreven door een toehoorder. Daarnaast heeft één van de sprekers een reactie gegeven op deze dag.

 

Hepatitis E

door Prof. dr. Wim H.M. van der Poel, DVM, Senior Scientist Emerging&Zoonotic virusses, CVI, WUR

 

De eerste lezing werd verzorgd door Prof. dr. Wim H.M. van der Poel en betrof de nieuwste inzichten m.b.t. hepatitis E. Het hepatitis E virus (HEV) is een enkelstrengs RNA virus zonder envelop en past in het plaatje van ‘emerging zoonoses’ (fam. Hepesviridae). De belangrijkste transmissieroute is faeco-oraal en de meeste uitbraken worden geassocieerd met verminderde hygiëne en verontreinigd drinkwater. Er zijn vier genotypes van het virus bekend, waarvan genotypes één tot en met vier gevonden kunnen worden in ontwikkelingslanden (endemisch en sporadische gevallen). Genotype drie en vier kunnen voornamelijk in de ontwikkelde landen worden aangetoond (genotype drie o.a. in Europa, niet endemisch). In geïndustrialiseerde gebieden is de seroprevalentie bij de mens erg laag, al wordt de diagnose van een HEV infectie steeds vaker gesteld (let wel: onderrapportage). Genotype drie en vier hebben hierbij een zoönotisch karakter. Boeren, dierenartsen, slachters, personen welke met vlees in contact komen en consumenten van slecht doorbakken varkensvlees (onder andere ook worst waarin rauwe lever wordt verwerkt zoals ‘figatelli’), vlees van wilde zwijnen en hertenvlees, vertonen een hogere seroprevalentie dan de algemene populatie. Ook het eten van (geïnfecteerde) oesters kan leiden tot infectie. Ondanks het feit dat infectie bij de mens niet vaak leidt tot sterfte, dienen voornamelijk zwangere vrouwen en ouderen op te letten, daar ernstige complicaties bij deze groepen kunnen optreden. Recentelijk is ook genotype vier geïsoleerd bij Europese varkens waarbij de stam gelijkt op een infectie bij een autochtone casus in Duitsland, hetgeen het ‘emerging’ karakter van de infectie benadrukt (daarbij: Gt 3 bij varkens (reservoirfunctie) heeft een R0 van 10,7). Naast een voornamelijk food-borne gerelateerde infectie, kan het HEV ook overgedragen worden via bloedtransfusies bij de mens en is er sprake van een verticale overdracht naar de foetus. Gezien het stijgend aantal infecties bij de mens is dan ook het specifiek testen op hepatitis E van een patiënt, bij een verdenking van hepatitis, van groot belang (mogelijk bij gespecialiseerde laboratoria). Vaccineren is momenteel nog niet mogelijk, waardoor hygiëne bij het hanteren van dieren/vlees de boodschap is. De ‘One Health’-strategie is ook daarom volgens Prof. dr. Wim van der Poel in alle fasen – van preventie, monitoring tot controle – van zeer groot belang.

 

Extended Spectrum Beta Lactamasen

door Drs. I. Overdevest, AIOS Microbioloog St. Elisabeth Ziekenhuis, Tilburg

 

De presentatie van Ilse Overdevest, AIOS medisch microbioloog, gaf goed aan hoe belangrijk het is dat er een dialoog is tussen de veterinaire en de humane geneeskunde. Zij doet haar promotieonderzoek naar ESBL producerende Enterobacteriaceae en dan met name naar hoe het zit met de humane besmettingen en waar ze vandaan komen. Er blijkt een rol te zijn weggelegd voor kippenvlees als bron van besmetting. Komt dit nu doordat wij (dierenartsen) zoveel antibiotica gebruiken terwijl de artsen in Nederland zo weinig voorschrijven? En waar komen dan al die andere besmettingen vandaan buiten kippenvlees? Genoeg vragen voor de levendige discussie die mooi aangaf waar we die beschuldigende vinger wel en niet op zouden moeten richten.

 

Complexe koorts

door Drs. H. Kok, Huisarts Vincent van Gogh Instituut Venray, GGZ NML

 

Als één van de weinigen niet veterinair onderlegde sprekers, legde Hans Kok de zaal een casuïstiek Q-koorts voor. Al snel werd duidelijk waarom de titel ‘Complexe Koorts’ was gekozen; er komt namelijk nogal wat bij kijken wanneer een huisarts geconfronteerd wordt met één van de eerste infecties door een emerging zoönose die tot (ernstige) ziekteverschijnselen leidt. De casusbeschrijving, die op het eerste gezicht eenvoudig leek, begon met een ‘viraal beeld’; een diagnose die regelmatig wordt gesteld wanneer er sprake is van onder andere algehele malaise en koorts. In de loop van de tijd (maanden) ontwikkelde dit schijnbaar onschuldige ziektebeeld zich na enkele pieken en dalen tot een levensbedreigende pneumonie. De medicatie die de patiënt kreeg voor zijn psychische toestand, kon daarbij leiden tot een levensbedreigende intoxicatie wanneer er sprake is van koorts. Daarnaast was de patiënt zelf bang voor een ‘terugval’, aangezien hij na jarenlang werken aan zichzelf weer op het punt stond zelfstandiger te gaan wonen. Al met al, een complexe casus. Tijdens deze presentatie werd duidelijk dat naast de niet aanwezige koppeling tussen de humane en veterinaire geneeskunde, ook de communicatie van medisch specialisten te wensen overliet, hoewel in dit geval ‘volgens het boekje’ gehandeld is. Vraag van de spreker was dan ook: ‘Moet dit niet anders? Er is te weinig bekendheid over zoönosen binnen de humane geneeskunde en er wordt vaak pas adequaat gereageerd bij een epidemie. Hier heeft de individuele (huis)arts op het moment dat een dergelijke casus zich aanbiedt, niet zoveel aan. Wie moet hier nu het voortouw nemen? De huisarts in kwestie? De GGD? Of een andere organisatie? En daarbij: wat is nu het beleid?’ Deze vragen en andere uit het publiek leidde tot een interessante discussie over dit onderwerp; Q-koorts is nog lang geen verleden tijd en we hebben er, ook als veterinairen, ook nog lang geen compleet beeld van.

 

Voorbereidingen op nieuwe zoönosen

door J. Doosje, MPH, Senior adviseur GGD Nederland

 

Jelle Doosje is werkzaam als senior adviseur bij GGD Nederland op het gebied van infectieziektebestrijding, veiligheid en crisisbeheersing. De titel van zijn lezing was ‘Voorbereiden op nieuwe zoönosen’. Na een inleiding over de functies van de GGD en over de huidige stand van zaken op het gebied van dieren in Nederland en infectieziekten heeft Jelle Doosje het verloop van de Q-koorts uitbraak in Zuid-Limburg uitgebreid (een halfuur langer dan gepland…) besproken. Het enthousiasme waarmee hij zijn verhaal deed is waarschijnlijk het gevolg van het feit dat hij zelf nauw bij het crisismanagement van de uitbraak betrokken was. In het deel over Q-koorts legde hij de nadruk op de verspreiding van de Coxiella burnetti bacterie (tot 12 kilometer door de lucht!) en de communicatie met veehouders, huisartsen, ambtenaren, burgemeesters en uiteraard de media. Hoewel Q-koorts nu enigszins beheersbaar is, staan er nog meer zoönoses klaar om Nederland binnen te komen. Veel van deze emerging zoönoses worden overgedragen door een vector en kunnen zich daardoor snel verspreiden. Als voorbeelden hiervan noemde Jelle Doosje het West Nile virus, dat verspreid wordt door de tijgermug, en Rift Valley Fever. De oplossing ligt volgens Jelle Doosje in communicatie. Er moet meer aandacht voor emerging zoönoses komen in het onderwijs en ook moet er meer onderzoek naar gedaan worden. De samenwerking tussen veehouders, dierenartsen, humaan artsen en de GGD moet intensiever worden om in de toekomst nog adequater om te kunnen gaan met van dier op mens overdraagbare infectieziekten.

Bouwen aan vertrouwen

door Drs. H. van der Heide, DVM, Medewerker Ministerie VWS/EL&I, Projectgroep Emerging Zoönosen

 

Helena van der Heide, pas afgestudeerd dierenarts in de richting Bestuur&Beleid, nam het publiek mee naar het verleden van de veterinaire en de humaan geneeskundige geschiedenis. Zaken als de Cholera epidemie van 1832 en het rapport Berenschot uit 2010 passeerden de revue. Daarna breidde ze uit naar het project EmZoo (Emerging Zoönosen). Dit is in 2007 gestart met medewerking van de Faculteit der Diergeneeskunde (UU), het CVI, de GD en het RIVM/CIb). Doel is een systemische aanpak en prioritering ontwikkelen op het gebied van emerging zoönosen. Hieruit moet een blauwdruk voor een early-warning systeem vloeien. De toon is gezet met de website ezips.rivm.nl, waar de emerging zoönosen van vandaag de dag op geprioriteerd staan. Er wordt ook lering getrokken uit de meest recente gevallen van zoönosenbestrijding, zoals het rapport van de Commissie van Dijk (Q-koorts). Hieruit komt naar voren dat er nog te weinig integratie is van de humane en veterinaire aanpak van zoönosen. Daarnaast bestaat er vaak onduidelijkheid over het belang van een regionale danwel nationale aanpak, en wanneer deze grens overschreden wordt. Duidelijk is wel dat de volksgezondheid voorop staat en dat het belang van de sector niet onderschat moet worden. Het EmZoo rapport wat onlangs verschenen is, is niet bedoeld om na het lezen op de plank te worden gelegd. Men is van mening dat er juist nu, in vredestijd, actie moet worden ondernomen. Onder andere het opzetten van een besluitvormingsstructuur op basis van risicoanalyses zal het mogelijk maken sneller te schakelen. Daarnaast staat signalering hoog in het vaandel, net als de informatievoorziening voor zowel humane als veterinaire professionals. Uit de zaal kwam de tip om ook vooral de diagnostiek van de zoönosen niet te verwaarlozen. Al deze informatie was zeer interessant voor de toehoorders; niet ten minste omdat er wordt ingezet op praktische bruikbaarheid en snelle implementatie van de resultaten. Kortom, er wordt hard aan de weg getimmerd door de beleidsmakers, waardoor het met het vertrouwen wel goed zal komen!

 

Reactie

door Drs. H. Kok, Huisarts Vincent van Gogh Instituut Venray, GGZ NML

 

“Als arts, vertegenwoordiger van de humane geneeskunde, heb ik een bijdrage mogen leveren aan het Hygieia symposium ‘One Health: (re)emerging zoonoses/prevention&control’ te Utrecht, d.d. 2 maart 2011. Mijn eerste indrukken waren de bijzonderheid dat dit thema wordt aangewend door de veterinaire geneeskunde; niet door de humane geneeskunde en uit gesprekken heb ik begrepen dat er wel uitnodigingen naar ‘mijn’ collega’s verstuurd zijn, echter de reacties erg pover waren, vertaald in de daadwerkelijke opkomst. De andere indruk is de positieve sfeer en het enthousiasme die heersten zowel bij de sprekers en dagvoorzitter, als bij de toehoorders: een open sfeer, een kritische open sfeer, met respect voor elkaars argumenten en beschouwingen; een vertrouwde gelegenheid om een mening te mogen poneren. Daarbij als uitgangspunt ‘One Health’, hetgeen een ieder wel onderschreef, maar vanuit diverse hoeken werd bekeken en bediscussieerd. Gezien de importantie van het onderwerp, de actualiteit van de zoönosen wordt dit initiatief te weinig op dit moment als relevant gezien; jammer, maar geen reden om niet door te gaan; mogelijk kan een volgende keer een politicus , met portefeuille gezondheidszorg worden uitgenodigd om het werkelijke gewicht van dit onderwerp zichtbaarder te maken.

 

Ik heb respect voor de studenten, vrijwilligers, voor de organisatie en de sprekers, en spoor hen aan op dit pad verder te gaan, in het belang van ons allen, zowel mens als dier.”

 

Een gevarieerde en interessante dag was het resultaat, zoals hierboven staat beschreven. Met veel plezier en inzet heeft Hygieia met dit symposium weer van zich laten horen op het gebied van veterinaire volksgezondheid!

Welzijnslezing III: Transport

Op 10 maart 2011 zal de derde lezing in de serie over welzijnsproblemen binnen de paardensport plaatsvinden. Dr. Desmond Leadon(Irish Equine Centre/International director for the American Association of Equine Practitioners) komt speciaal uit Ierland om ons te vertellen over stress bij paarden tijdens internationaal (lucht)transport. Dr. Leadon wordt internationaal gezien als een autoriteit op dit gebied. Meer over Desmond Leadon met een link naar een (populair) artikel van zijn hand kun je vinden op http://www.irish-equine-centre.ie/index.php?item_id=10

Om 19.00 uur begint de lezing in de collegezaal van het departement Paard.
De entreeprijs is €3,- p.p. en moet aan de deur betaald worden. Er is 1 Capita Selecta punt te behalen.
In totaal zullen er 5 welzijnslezingen plaatsvinden over de loop van dit jaar. Mis het niet!

Verslag: "Adembenemend schattig"

Brachycephale rassen zijn momenteel een hot topic in de media en naar aanleiding van de documentaire “Pedigree dogs exposed” en “het einde van de rashond” op Zembla besloot de Dierwelzijn commissie van Studievereniging Hygieia dat de studenten Diergeneeskunde hier meer informatie over moeten krijgen.

Op donderdag 27 januari vond dan ook de avondlezing “Adembenemend Schattig” plaats op de faculteit Diergeneeskunde. Deze avond werd geheel georganiseerd door de commissie Dierwelzijn bestaande uit 7 enthousiaste studentes Diergeneeskunde en het werd een druk bezochte lezing.

Tijdens binnenkomst draaide de documentaire Pedigree Exposed op het scherm wat de bezoekers alvast in de stemming bracht over het onderwerp

De eerste spreker: Dierenarts W.Strikkers.

Dierenarts W.Strikkers is werkzaam als dierenarts in dierenkliniek Sleeuwijk en adviseert enige rasverenigingen m.b.t. diergeneeskundige en foktechnische zaken. Hij besprak de anatomie van de luchtwegen bij brachycephale rassen, frequent voorkomende aandoeningen, behandelingen en de oplossing…

De rassen hebben problemen met de ademhaling, ook wel Bas of brachycephale complex  (brachycephalic airway syndrome) genoemd. Dit complex van aandoeningen is erfelijk en werd duidelijk beschreven door verschillende plaatjes en figuren van de anatomie van de hond. Er werden vier foto’s van neusgaten getoond waarbij een duidelijk verschil te zien was in de grootte en vorm van de gaten. De vorm van de neusvleugels is erfelijk bepaald en bij de brachycephale rassen zijn de neusgaten duidelijk nauwer van vorm. De lengte van de neus is zeer bepalend voor de ademhaling met een gesloten bek en voor de thermoregulatie. Brachycephale rassen hebben een korte neus wat voor de nodige problemen zorgt, vooral bij de mopshond is dit een erg groot probleem. Meer informatie hierover is ook te vinden opwww.brachycephalia.com. Duidelijke verschillen tussen rassen met een lange neus en een korte neus zoals bij de brachycephale rassen werden getoond door middel van foto’s waar een aantal van ook op deze site terug te vinden zijn. Ook werd gewezen op de grote hoeveelheid zacht weefsel waardoor er weinig ruimte is in de keel. Door de zeer forse tong kan het bekje van een brachycephale hond niet ver open. Bijgeluiden bij deze rassen ontstaan door een: te lang zacht verhemelte, afwijkend strottenhoofd (larynx), grote “valse”stembanden, vernauwing van (het begin van) de luchtpijp en veel slijm in de luchtpijp. Dit beeld werd extra verduidelijkt door filmpjes waarbij deze bijgeluiden duidelijk te horen waren en de gevolgen aan de gehele houding van de hond te zien waren. Dit filmpje maakte de ernstige situatie waarin deze rassen zich bevinden extra duidelijk en benadrukte de noodzaak van oplossingen!

De doorsnede van de luchtpijp past normaal gesproken bij de grootte van de hond. Bij de Engelse bulldog zien we echter frequent een hypoplasie van de luchtpijp wat zorgt voor een andere vernauwde vorm. Bij brachycephale rassen komt ook een maag- en slokdarm ontsteking voor. Er kan een verwijding van de slokdarm craniaal van het hart ontstaan, de slokdarm staat vaak geheel open, hierdoor kan een reflux oesophagitis en chronische gastritis ontstaan.

Genetisch gezien zijn de afwijkingen vaak recessief wat inhoudt dat als beide ouders drager zijn 25% van de nakomelingen lijder van de afwijking zou moeten zijn. De vraag is echter of dit gebeurd… Er wordt ook gefokt met lijders van de afwijkingen wat zorgt voor veel meer lijders van de afwijking en meer en meer dragers.

Na dit verhaal was er een duidelijk beeld gecreëerd van de meeste problemen bij de brachycephale rassen en de gehele ernst van de situatie. Er moet iets aan gebeuren!

Wat zijn de oplossingen volgens Walter Strikkers: meer openheid binnen de kynologie, niet fokken met lijders = onderzoek, fokken op vitaliteit, niet op show resultaten, geen inteelt (beperking aantal dekkingen per reu) en het positief belonen van goed gedrag van fokkers en andere betrokkenen.

De tweede spreker: M. van Driel. 

 

Marcel van Driel is één van de oprichters van Bulldog club Nederland, een nieuwe rasvereniging voor de Engelse Bulldog in Nederland, erkend door de Raad van Beheer en opgericht in september 2009. De vereniging heeft 200 leden en 21 clubfokkers en zijn samen verantwoordelijk voor ca.25% van het stamboek per jaar. Meneer van Driel is tevens in het bezit van vijf Engelse Bulldoggen en was te zien in de Zembla uitzending “het einde van de rashond”.

De titel van zijn lezing was: mag het ietsje meer zijn? Hij beschreef de historie van de Engelse Bulldog en hoe het zover is gekomen dat deze hond die oorspronkelijk ingezet werd om met stieren te vechten dit uiterlijk heeft gekregen. Oftewel van functioneel naar schoonheid vanwege de wensen van de mens.

Vervolgens ging hij verder over het de huidige Bulldog en zijn situatie: 

Stelling: De Engelse Bulldog kan niet meer zonder keizersnede voortbestaan. Fokkers van de Engelse Bulldog gaan standaard uit van de bevalling d.m.v. keizersnede.Ca. 20% (schatting) van de keizersneden blijkt echter overbodig. Behalve het ethische aspect in deze, nemen wij aan dat de keizersnede de overdrijving mogelijk heeft gemaakt en zodanig in stand houd. Fokkers laten liever een keizersnede uitvoeren om mogelijke problemen bij de moederhond en pups te voorkomen.

Fokkers leiden elkaar hierover op en de acceptatie van rasspecifieke problemen wordt met overtuiging overgedragen aan elkaar en de puppykoper. Hierbij wordt gezegd: “Het hoort bij het ras……” overmatig snurken, bijgeluiden, kortademigheid, korte stukjes lopen, oververhitting, traanstrepen, cherry eye, ingegroeide staart, smettende rimpels etc. De mensen zijn de problemen van de brachycephale rassen normaal gaan vinden. Wie mag er allemaal fokken: iedereen, waardoor er geen kunde noodzakelijk is. Registreren als kennel bij de Raad van Beheer is eenvoudig en de uitgifte van stambomen is vanzelfsprekend.Het exterieur en de rasstandaard zijn onderhevig aan meerdere interpretaties en de controle op fokker en fokproducten zijn nihil.

Ondanks de documentaires en alle negatieve aandacht voor het ras is het nog steeds een geliefde hond. De consument valt op extreem, exclusief en spannend. De Bulldog is liever dan lelijk en de prijs van een puppy ligt tussen de 500, – en 3000, – euro met een gemiddelde van 1500, – Euro. Het dekgeld is 500, – tot 1500, – Euro. De gemiddelde omzet van puppy’s met stamboom is 1,5 tot 2 miljoen euro per jaar. Het ras staat hoog in de lijst van meest gebruikte honden in commercials, films en is geliefd bij sterren en prominenten.

Het bestaansrecht van de Engelse Bulldog is echter in gevaar!

Vragen die naar voren kwamen zijn: Moeten we een ras nog langer op deze wijze in stand houden? Mag iedereen zijn oordeel vellen over dit geweldige ras met zijn fraaie historie en zijn grote groep fans, hobbyisten en liefhebbers? Moeten de goede onder de kwaden leiden?

De Bulldog club Nederland erkent de problematiek maar geeft het ras nog een kans op herstel. Hun visiedocument zegt het volgende: “Als wij als rasvereniging er niet in slagen de Engelse Bulldog zijn bestaansrecht terug te geven, door te komen tot een ras dat zichzelf zonder medische ingrepen kan voortplanten en de exterieur excessen kunnen terugdringen, zal de publieke maatschappelijke opinie, media, overheid en dierenbescherming uiteindelijk de druk zo hoog opvoeren dat een fokverbod en dus einde van het ras onvermijdelijk is”.

Uit een steekproef bij 40 fokdieren blijkt dat 30% oog, 32% gehoorgang, 3% huid en vacht, 16% trachea (minder dan 11 mm), 14% ademhaling, 16% staart en 11% knie problemen heeft. De rasvereniging en fokkers zijn de uitvoerende schakels naar de nieuwe Engelse Bulldog. Binnen de rasvereniging is er een besef ontstaan dat het nu of nooit is… Er op of er onder. Er is dan ook steeds meer bereidheid tot handelen naar het nieuwe visiedocument.

De nieuwe Bulldog: Meer lucht, meer beweging en minder keizersnedes. De visie is vernieuwend en ambitieus maar kan rekenen op een groeiende groep liefhebbers en fokkers. De volgende doelen worden gesteld: regulering van de uitgiften van stambomen, instructie naar de fokkers en puppykopers, meer ruimte in de schedel structuur en neusplaatsing, verandering van rastype naar een beter fysiek en natuurlijke bevalling, terug dringen van de keizersnede (uitsluitend nog op medische indicatie) en een gezonder imago van het ras de Engelse Bulldog. Er moet worden gedacht in oplossingen… Ideeën die worden aangedragen zijn: stambomen niet meer vanzelf sprekend, exterieur keuringen onder toezicht van de Raad van Beheer en rasvereniging, certificering voor fokkers (EBKEUR), een strenger fokbeleid, controle op naleving convenant stambomen door Raad van Beheer, DNA onderzoek, instructie voor fokkers over verantwoord fokken en de natuurlijke bevalling en een opzet van een populatiemonitor met erfelijkheidsonderzoek en resultaten.

Na de tweede spreker was er genoeg stof tot nadenken en was er een pauze van 20 minuten.

Nadat we over de gezondheidsproblemen van brachycephale rassen en de eventuele oplossingen gehoord hadden was iedereen erg benieuwd naar de mening van de Dierenbescherming over dit onderwerp.

De derde spreker: Erwin Virginia

Mr. drs. Erwin Virginia seniorbeleidsmedewerker van de dierenbescherming houdt zich o.a. bezig met het welzijn van alle gezelschapsdieren.

De dierenbescherming vindt dat de Engelse bulldog meer dan dertig rasgebonden problemen kent, de oorzaken hiervoor zijn dat het rasstandaard (extreme) kenmerken voorschrijft, er is een overtypering van uiterlijke kenmerken en er is sprake van inteelt door fokken met te kleine, gesloten populaties.

De dierenbescherming is tegen het fokken van dieren op basis van uiterlijke kenmerken.

De oplossing voor de rasgebonden problemen bij de bulldog  kan alleen integraal worden aangepakt: fokkers, rasverenigingen, Raad van Beheer, dierenartsen, overheid, kopers van rashonden en dierenwelzijnsorganisaties hebben hierin ieder een eigen taak. De Dierenbescherming vindt dat elke betrokkene moet doen wat hij kan en de rol vervullen die hem past. De oplossing om door de rasvereniging tentoonstellingen af te schaffen maakten veel reacties los in de zaal.

De rol van de Dierenarts hierin is dat ze geen fokkerij faciliteren die ten koste gaat van de gezondheid en het welzijn van honden. Het structureel toepassen van kunstmatige inseminatie ten behoeve van de rashondenfokkerij dient gestaakt te worden. Verder dienen dierenartsen goede voorlichting te geven over de risico’s op rasgebonden problemen bij bepaalde rassen. Verder bracht Erwin Virginia nog het EB-keur ter sprake, de relatie tussen fokker en pupkoper staat hier centraal maar hij vindt dat er weinig duidelijke eisen over rasgebonden problemen in staan.

Erwin eindigde zijn lezing dat de overheid via de wetgeving (Gezondheids- en welzijnswet voor dieren) het fokken van rashonden met rasgebonden problemen en het kunstmatig insemineren ten behoeve van de rashondenfokkerij verboden dient te worden.

Discussie

Na deze drie lezingen waren er genoeg vragen in de zaal om een mooie discussie te starten. Onder leiding van de voorzitter van gezelschapdieren van de KNMvD Frank Kahlman werd er een pittige discussie ingezet. Mede door de diversiteit in de zaal waren er verschillende belangen die naar voren kwamen,

Mensen vonden het initiatief van Marcel van Driel erg goed, maar maakten zich toch zorgen over het de fokkers, die niet aangesloten zijn bij de Bulldog club Nederland. Zij kunnen nog rustig in groten getale door fokken met het oog op uiterlijke kenmerken.

Reacties waren er op de Engelse bulldog club zoals de vraag of het terugbrengen van bepaalde uiterlijke kenmerken van de bulldog niet tot nieuwe gezondheidsproblemen zal gaan leiden? In het antwoord van Marcel van Driel werd uitgelegd dat bij het terugfokken naar de complete proporties zal worden gekeken. Het hoofd moet weer passen bij het lichaam van de Engelse Bulldog. Daarop kwam weer een reactie uit de zaal dat er dan alsnog niet binnen in de hond, naar de anatomie werd gekeken.

Verder kwam het verhaal over een fokster in Zwitserland die door het kruizen van de bulldog met een ander ras de bulldog weer sterker had gemaakt, dit als optie om het ras in stand te houden. De rol van de dierenarts met betrekking tot keizersnedes en kunstmatige inseminatie werd ook besproken. Walter Strikkers gaf aan dat het de plicht is van de dierenarts om een dier in nood te helpen dus dat het niet mogelijk is de keizersnede bij de bulldog te verbieden.

Na deze discussie was er een daverend applaus voor de drie sprekers, de discussieleider en als laatste voor de Dierwelzijncommissie die hun eerste activiteit met groot succes hadden afgerond. Het was tijd voor de borrel waarbij nog minstens een uur alle bezoekers met elkaar in gesprek konden gaan onder het genot van een drankje en wat lekkers. Hierna kon deze interessante en leerzame avond worden afgesloten, op naar de volgende…

Namens de Dierwelzijn commissie van Hygieia,

Niki Kruijsen & Isaura Wayop

Voorjaarssymposium ‘One Health:(re)emerging zoonoses / prevention & control’

VJS2011-POSTEROp 2 maart  2011 organiseert studievereniging Hygieia het voorjaarssymposium met al s onderwerp ‘One Health:(re)emerging zoonoses / prevention & control’. Door middel van dit symposium wil Hygieia het belang van de samenwerking tussen de artsen en dierenartsen benadrukken in de aanpak van zoönotische infectieziektes in Nederland.
Onderwerpen die in de lezingen aan bod komen zijn de problematiek rondom Hepatitis E (Prof. dr. W. van der Poel, CVI), ESBL’s (drs. I. Overdevest, AIOS medisch microbioloog) en Q-koorts (drs. H. Kok, GGZ huisarts). Daarnaast zullen er twee workshops worden gehouden met als thema ‘Voorbereidingen op nieuwe zoönosen’ (J. Doosje, MPH., GGD Nederland) en ‘Bouwen aan vertrouwen’ (drs. H. van der Heide, DVM., medewerker ministerie VWS/EL&I, projectgroep Emerging Zoönosen). Prof. dr. Van Knapen (IRAS, Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht) zal tijdens dit symposium als dagvoorzitter optreden.

Het belooft een interessante dag te worden, die om 14.00u begint en rond 21.00u afgesloten zal worden met een borrel. Locatie is de collegezaal Gezelschapsdieren (Universiteitskliniek Gezelschapsdieren, Faculteit Diergeneeskunde: Münsterlaan 7, 3584 CP Utrecht). Het voorjaarssymposium heeft als doelgroepen studenten (dier)geneeskunde, studenten biomedische wetenschappen, professionals werkzaam in deze sectoren en andere geïnteresseerden.

De kosten bedragen €2,50 voor Hygieia leden,  €7,50 voor studenten die geen lid zijn en €25,- voor professionals. Een avondmaaltijd zit hierbij inbegrepen.

Capita Selecta: voor Diergeneeskunde studenten met een Capita Selecta kaart zijn er 5 punten te behalen door deelname aan het symposium
Aanmelden kan hier.

Verslag Welzijnslezing 1: ‘De gevolgen van mentale en fysieke overbelasting bij het jonge paard’

Op 13 januari 2011 was het dan zo ver. De eerste welzijnslezing in een reeks van 5 stond op het programma, georganiseerd door Hygieia en V.S.R. “De Solleysel”. De gevolgen van mentale en fysieke overbelasting bij het jonge paard werden besproken door Dr. Machteld van Dierendonck en Dr. Wim Back.

 

Als eerste was Machteld aan het woord. Zij vertelde hoe het jonge paard zich in het vrije veld ontwikkeld en gaf daarmee ook aan hoe die situatie verschilt met de manier waarop wij onze jonge paarden houden.

Eén van de punten die hierbij naar voren kwam was het feit dat in het vrije veld, de veulens elkaar opvoeden en ze leren daar ook wat sociaal gedrag is. Bij onvoldoende sociale ontwikkeling (door onvoldoende interactie met andere veulens), is het paard later niet in staat om sociaal te functioneren, wat weer leidt tot gedragsproblemen.

Daarnaast verlopen bepaalde processen zoals spenen en het verlaten van de groep veel geleidelijker, waardoor deze dieren daar geen stress van ondervinden. Hier ligt in feite één van de knelpunten voor onze jonge paarden. Het spenen wordt vaak abrupt gedaan en vaak worden de veulens in één keer bij de merrie weggehaald. Dit is voor veulens erg traumatisch en kan ook weer voor gedragsproblemen op latere leeftijd zorgen. Uit onderzoeken is ook naar voren gekomen, dat de manier van spenen belangrijker is dan de absolute leeftijd waarop gespeend wordt. De beste manier om onze veulens te spenen is dus op een geleidelijke manier, samen met andere veulens.

Een ander knelpunt ligt op het tijdstip dat wij onze paarden (vaak op 2,5- 3 jarige leeftijd) uit het weiland halen om ze klaar te maken als rijpaard. Meerdere stressfactoren spelen hierbij een rol. Ten eerste wordt het paard op stal gezet en wordt daarbij beperkt in een aantal essentiële gedragsbehoeften, namelijk de mogelijkheid tot sociale interactie (ligt uiteraard wel aan het soort stal) en de mogelijkheid tot vrije beweging. Ten tweede verandert vaak het rantsoen en is de toegang tot ruwvoer beperkt(er). Met name het niet meer, of het beperkt kunnen uitvoeren van deze essentiële gedragingen zorgt voor frustratie en daaruit volgend stress. Ten slotte wordt het paard in training genomen, wat ook vaak als stressvol ondervonden wordt.

Problemen die bij de training verwacht kunnen worden zijn het fysiek niet aankunnen van de training of dat het leerproces niet goed wordt uitgevoerd. Belonen tijdens de training is zeer belangrijk. Immers gedrag wat beloond wordt, zal worden herhaald. De timing van het belonen is wel essentieel. Als het paard niet snapt wat er van hem of haar gevraagd wordt, of wanneer een paard iets goeds of verkeerds doet, levert dat ook weer stress op Dit leidt vaak tot stereotiep gedrag en gedragsproblemen.

Belangrijk bij het in training nemen van jonge paarden is dat er goed en veel ruwvoer gevoerd blijft worden, de paarden in staat zijn tot enige mate van sociale interactie op stal (bv duostallen) /de paddock en de training op de juiste manier is opgebouwd. De training is zwaar genoeg zodat het paard er ook daadwerkelijk sterker van wordt, maar ook weer niet te zwaar waardoor er overtraining kan ontstaan.

Kortom: bij de training van het jonge paard zijn er een aantal dingen waarop gelet dient te worden. Echter, elk paard is anders en er zijn dus duidelijk individuele verschillen! Men dient dus bewust te zijn van de risicofactoren die hierboven beschreven staan en bepaal aan de hand daarvan en aan het gedrag van je eigen paard het trainingsschema. Immers, het gedrag is een belangrijke parameter die de staat van het dier reflecteert.

 

 

Vervolgens heeft Dr. Wim Back wat verteld over (over-)belasting en belastbaarheid voor prestaties in de sport bij springpaarden.

Uit onderzoek is gebleken dat de uitval onder springpaarden op internationaal niveau op jongere leeftijd plaatsvindt dan bij dressuurpaarden op internationaal niveau. Ongelijke voeten spelen een belangrijke rol bij de uitval in de sport.

Deze ongelijke voeten ontstaan als veulen tijdens het grazen. De voetjes worden asymmetrisch belast en deze asymmetrische belasting heeft weer zijn weerslag op de rest van het lichaam. Het is dus zaak om dit te herstellen door de voetjes op jonge leeftijd al regelmatig te laten bekappen.

Het aantal ongelijke voeten neemt met de jaren toe, dit heeft ook te maken dat onze paarden hogere schofthoogte hebben en daarbij ook een kortere nek.

Een andere oorzaak voor het ontstaan van ongelijke voeten kan optreden bij asymmetrische belasting tijdens de training. Bij springpaarden die uit te sport gehaald worden is er vaak sprake van een tendovaginitis van de diepe buiger in het rechtervoorbeen. Dit zou dus kunnen duiden op een asymmetrische belasting. In andere woorden, dit zou een relatie kunnen hebben met het feit dat elk concours linksom wordt gesprongen. Echter moet hier nog meer onderzoek naar gedaan worden.

Belangrijk is dat je het paard moet voorbereiden op het werk wat het paard moet gaan doen.

Er zijn nog een aantal vragen, waarop momenteel nog geen eenduidig antwoord is te geven. Moeten we jonge paarden nu wel of niet trainen? Wat voor een rol speelt de interactie tussen ruiter en paard? Wanneer treedt er gedurende de competitieve carrière uitval op en waardoor wordt die uitval dan veroorzaakt?

Hopelijk kunnen in de toekomst deze vragen beantwoord worden. Momenteel lopen er onderzoeken om bepaalde technieken te ontwikkelen die mogelijk antwoord kunnen geven op bovenstaande vragen.

Bij de beantwoording van deze vragen kan een optimaal trainingsschema voor (jonge) springpaarden worden opgesteld, waarmee het uitvalspercentage verlaagd kan worden.

 

Na een daverend applaus en een gezellige borrel kwam deze gezellige en informatieve avond tot een eind. We willen beide sprekers nogmaals bedanken voor zijn en haar aanwezigheid en tijd en moeite!

13 januari Welzijnslezing 1: Mentale en fysieke overtraining

Welzijnslezing I: Mentale en fysieke overtraining

Jonge paarden te vroeg trainen

 

Op 13 januari 2011 zal de eerste lezing in de reeks van Welzijnslezingen van start gaan.

Hygieia en De Solleysel zullen samenwerken om een reeks lezingen te organiseren die de studenten een idee geven op het gebied van paardenwelzijn.

Vanaf 18.45 is iedereen welkom in de collegezaal van het departement Paard, waarna om 19.00 de eerste spreker het spits af zal bijten. Zowel Dr. M. van Dierendonck, als Dr. W. Back zullen deze avond ten tonele verschijnen en laten zien wat er allemaal speelt op het gebied van overtraining en het daarbij aansluitende welzijn van het paard.

De entreeprijs is €3,- p.p. en moet aan de deur betaald worden. Er is 1 Capita Selecta punt te behalen.

In totaal zullen er 5 welzijnslezingen plaatsvinden over de loop van het jaar. Mis het niet!