Verslag Welzijnslezing 1: ‘De gevolgen van mentale en fysieke overbelasting bij het jonge paard’
Op 13 januari 2011 was het dan zo ver. De eerste welzijnslezing in een reeks van 5 stond op het programma, georganiseerd door Hygieia en V.S.R. “De Solleysel”. De gevolgen van mentale en fysieke overbelasting bij het jonge paard werden besproken door Dr. Machteld van Dierendonck en Dr. Wim Back.
Als eerste was Machteld aan het woord. Zij vertelde hoe het jonge paard zich in het vrije veld ontwikkeld en gaf daarmee ook aan hoe die situatie verschilt met de manier waarop wij onze jonge paarden houden.
Eén van de punten die hierbij naar voren kwam was het feit dat in het vrije veld, de veulens elkaar opvoeden en ze leren daar ook wat sociaal gedrag is. Bij onvoldoende sociale ontwikkeling (door onvoldoende interactie met andere veulens), is het paard later niet in staat om sociaal te functioneren, wat weer leidt tot gedragsproblemen.
Daarnaast verlopen bepaalde processen zoals spenen en het verlaten van de groep veel geleidelijker, waardoor deze dieren daar geen stress van ondervinden. Hier ligt in feite één van de knelpunten voor onze jonge paarden. Het spenen wordt vaak abrupt gedaan en vaak worden de veulens in één keer bij de merrie weggehaald. Dit is voor veulens erg traumatisch en kan ook weer voor gedragsproblemen op latere leeftijd zorgen. Uit onderzoeken is ook naar voren gekomen, dat de manier van spenen belangrijker is dan de absolute leeftijd waarop gespeend wordt. De beste manier om onze veulens te spenen is dus op een geleidelijke manier, samen met andere veulens.
Een ander knelpunt ligt op het tijdstip dat wij onze paarden (vaak op 2,5- 3 jarige leeftijd) uit het weiland halen om ze klaar te maken als rijpaard. Meerdere stressfactoren spelen hierbij een rol. Ten eerste wordt het paard op stal gezet en wordt daarbij beperkt in een aantal essentiële gedragsbehoeften, namelijk de mogelijkheid tot sociale interactie (ligt uiteraard wel aan het soort stal) en de mogelijkheid tot vrije beweging. Ten tweede verandert vaak het rantsoen en is de toegang tot ruwvoer beperkt(er). Met name het niet meer, of het beperkt kunnen uitvoeren van deze essentiële gedragingen zorgt voor frustratie en daaruit volgend stress. Ten slotte wordt het paard in training genomen, wat ook vaak als stressvol ondervonden wordt.
Problemen die bij de training verwacht kunnen worden zijn het fysiek niet aankunnen van de training of dat het leerproces niet goed wordt uitgevoerd. Belonen tijdens de training is zeer belangrijk. Immers gedrag wat beloond wordt, zal worden herhaald. De timing van het belonen is wel essentieel. Als het paard niet snapt wat er van hem of haar gevraagd wordt, of wanneer een paard iets goeds of verkeerds doet, levert dat ook weer stress op Dit leidt vaak tot stereotiep gedrag en gedragsproblemen.
Belangrijk bij het in training nemen van jonge paarden is dat er goed en veel ruwvoer gevoerd blijft worden, de paarden in staat zijn tot enige mate van sociale interactie op stal (bv duostallen) /de paddock en de training op de juiste manier is opgebouwd. De training is zwaar genoeg zodat het paard er ook daadwerkelijk sterker van wordt, maar ook weer niet te zwaar waardoor er overtraining kan ontstaan.
Kortom: bij de training van het jonge paard zijn er een aantal dingen waarop gelet dient te worden. Echter, elk paard is anders en er zijn dus duidelijk individuele verschillen! Men dient dus bewust te zijn van de risicofactoren die hierboven beschreven staan en bepaal aan de hand daarvan en aan het gedrag van je eigen paard het trainingsschema. Immers, het gedrag is een belangrijke parameter die de staat van het dier reflecteert.
Vervolgens heeft Dr. Wim Back wat verteld over (over-)belasting en belastbaarheid voor prestaties in de sport bij springpaarden.
Uit onderzoek is gebleken dat de uitval onder springpaarden op internationaal niveau op jongere leeftijd plaatsvindt dan bij dressuurpaarden op internationaal niveau. Ongelijke voeten spelen een belangrijke rol bij de uitval in de sport.
Deze ongelijke voeten ontstaan als veulen tijdens het grazen. De voetjes worden asymmetrisch belast en deze asymmetrische belasting heeft weer zijn weerslag op de rest van het lichaam. Het is dus zaak om dit te herstellen door de voetjes op jonge leeftijd al regelmatig te laten bekappen.
Het aantal ongelijke voeten neemt met de jaren toe, dit heeft ook te maken dat onze paarden hogere schofthoogte hebben en daarbij ook een kortere nek.
Een andere oorzaak voor het ontstaan van ongelijke voeten kan optreden bij asymmetrische belasting tijdens de training. Bij springpaarden die uit te sport gehaald worden is er vaak sprake van een tendovaginitis van de diepe buiger in het rechtervoorbeen. Dit zou dus kunnen duiden op een asymmetrische belasting. In andere woorden, dit zou een relatie kunnen hebben met het feit dat elk concours linksom wordt gesprongen. Echter moet hier nog meer onderzoek naar gedaan worden.
Belangrijk is dat je het paard moet voorbereiden op het werk wat het paard moet gaan doen.
Er zijn nog een aantal vragen, waarop momenteel nog geen eenduidig antwoord is te geven. Moeten we jonge paarden nu wel of niet trainen? Wat voor een rol speelt de interactie tussen ruiter en paard? Wanneer treedt er gedurende de competitieve carrière uitval op en waardoor wordt die uitval dan veroorzaakt?
Hopelijk kunnen in de toekomst deze vragen beantwoord worden. Momenteel lopen er onderzoeken om bepaalde technieken te ontwikkelen die mogelijk antwoord kunnen geven op bovenstaande vragen.
Bij de beantwoording van deze vragen kan een optimaal trainingsschema voor (jonge) springpaarden worden opgesteld, waarmee het uitvalspercentage verlaagd kan worden.
Na een daverend applaus en een gezellige borrel kwam deze gezellige en informatieve avond tot een eind. We willen beide sprekers nogmaals bedanken voor zijn en haar aanwezigheid en tijd en moeite!